Bpv-ervaringen in coronatijd: De Breeje Hendrick

V.l.n.r.: Luna van der Meer, Shanna Blanken en Emma Frickus.

‘Het was heftig, maar we hebben hier zóveel geleerd’

Stagelopen op de covid-unit van een zorgcentrum is zwaar. Je werkt de hele dag in beschermende kleding en bent afgesneden van de rest van het huis. Mensen zijn ziek en verslechteren snel. Emotioneel vergt dat veel. Maar het is ook een rijke en leerzame ervaring. ‘Je bent hier op jezelf aangewezen. Je kunt niet snel even iemand van buiten de unit om hulp vragen’, aldus studentes Luna van der Meer en Emma Frickus. Toen Luna van der Meer en Emma Frickus in het voorjaar van 2020 voor hun derdejaars VIG-stage bij De Breeje Hendrick in Lekkerkerk kwamen, hadden ze geen idee wat hen te wachten stond. De coronacrisis raasde al over het land en verpleeghuizen mochten geen bezoek meer toelaten. In De Breeje Hendrick was het nog rustig. Wel had de directie uit voorzorg alvast een covid-unit opgezet. Luna: ‘Op 4 mei hadden we hier onze eerste positief-geteste bewoner en al snel volgden er meer. Ik liep eigenlijk stage op Grutto, een afdeling voor psychogeriatrische patiënten, maar stond steeds vaker op de covid-unit.’ Emma volgde iets later: ‘In het begin van mijn stage was ik heel erg met corona bezig. Wanneer slaat het toe? Wat wordt er dan van ons verwacht? Maar al snel werkte ik hele dagen op de covid-unit in beschermende kleding. Het is anders, maar de zorg blijft hetzelfde.’

Initiatief nemen Wat het vooral anders maakt, is dat zorgmedewerkers tijdens hun dienst op de afdeling blijven en niet even hulp van buiten de unit kunnen inroepen. ‘Je bent daardoor meer op jezelf aangewezen’, vertelt Luna. ‘Mis je iets of loopt iets niet lekker, dan moet je zelf het initiatief nemen om dat op te lossen. Voorraden checken bijvoorbeeld of een schriftje maken ter aanvulling op de overdracht. Het is hier niet zo strak geregeld als op een gewone afdeling.’ Bovendien komen er op de covid-unit geen activiteitenbegeleiders of voedingsassistenten. ‘Dat betekent dat je niet alleen de dagelijkse zorg biedt, maar ook activiteiten organiseert en helpt bij de maaltijden’, vervolgt Emma. ‘De bewoners zijn vaak van slag omdat ze niet op hun vertrouwde afdeling zijn en geen bezoek krijgen. Het is dus extra belangrijk te zorgen voor persoonlijke aandacht en een beetje gezelligheid. Af en toe bakken we pannenkoeken of doen we spelletjes. Gelukkig is daar tijd voor.’ Schoolopdrachten Voor beide stagiaires is het de stage waarmee ze hun VIG-opleiding afronden. Luna heeft haar diploma inmiddels op zak en Emma verwacht in februari af te zwaaien. Lukte het om aan hun schoolopdrachten te werken op de covid-unit? ‘Dat is soms wel even puzzelen’, lacht Emma. ‘Je moet goed nadenken van tevoren. Zijn de materialen en hulpmiddelen die ik nodig heb aanwezig op de unit? Vanwege de isolatie kan je niet even van de afdeling af omdat je iets vergeten bent voor je opdracht.’ Aan de andere kant was het juist makkelijker, vindt Luna. ‘Op een gewone afdeling neemt een gediplomeerde al snel iets uit handen. Hier doe je eerder zelf een moeilijk gesprek met de familie of een overleg met de huisarts, en kun je er meteen een schoolopdracht van maken. Je wordt sneller zelfstandig en groeit in je verantwoordelijkheid.’ Werkbegeleiding Praktijkopleider Shanna Blanken begeleidde Luna en Emma tijdens hun stage. Ook zij kijkt terug op een bijzondere periode: ‘Twee stagiaires op de covid-unit die in ongeveer dezelfde periode diplomeren, dat is intensief. Je wilt niet dat door corona het leerproces in gevaar komt. De stagiaires moeten voldoende tijd hebben om aan hun schoolopdrachten te werken. De werkbegeleiders zijn daarbij onmisbaar. En dat was soms lastig. Luna had het gelukt dat haar eigen werkbegeleider ook op de covid-unit stond. Maar Emma’s werkbegeleider werkt op een andere afdeling. Ik ben zelf af en toe ingesprongen en samen met Luna’s werkbegeleider is het goed gekomen. Allebei de meiden hebben een enorme ontwikkeling doorgemaakt. En ze hebben ongelofelijk hard gewerkt.’ Verbeterplan wondzorg Tussen alle coronaperikelen door hebben beide stagiaires ook nog een dijk van een verbeterplan gemaakt. Luna: ‘We hebben gekozen voor het verbeteren van de wondzorg bij bewoners met een zorgindicatie. Zij hebben hun eigen voorraad wondzorgmiddelen, zoals gazen en zalf. Voor de zorgmedewerkers is het lastig om bij iedereen in de gaten te houden waar alles ligt en wanneer er bijbesteld moet worden. Je grijpt mis of bent veel tijd kwijt om bijeen te zoeken wat je nodig hebt voor de wondverzorging. De oplossing die we hebben bedacht is om alle wondzorgmiddelen van een bewoner in een persoonlijke bak te bewaren op een centrale plek. Ga je naar de bewoner, dan pak je eerst de betreffende bak en heb je alles bij de hand. Je ziet ook meteen wat bijbesteld moet worden.’ ‘Het werkt echt goed’, vult Emma aan. ‘Er is meer overzicht en je loopt niet meer te zoeken.’ Omgaan met verlies Behalve leerzaam was de stage emotioneel behoorlijk zwaar. ‘Psychogeriatrische bewoners die positief getest zijn, begrijpen niet waarom ze hier zijn en willen weg’, zegt Luna. ‘En er kan hier geen bezoek komen. Dat vind ik echt moeilijk om te zien.’ Emma: ‘En als mensen ziek zijn, kan het ineens heel snel gaan. Dan kom je terug na een vrije dag en is iemand ineens overleden. Ik vind het soms moeilijk om naar huis te gaan als iemand er slecht aan toe is. Omgaan met verlies, dat is iets wat je hier ook leert. Gelukkig hebben we een hecht team en steunen we elkaar.’ Dat hun laatste stage indruk heeft gemaakt, is duidelijk. Zozeer zelfs dat zowel Luna als Emma ervoor kiezen om in februari te beginnen met de bbl-opleiding tot verpleegkundige. Luna wilde dat al langer, maar voor Emma is het een ommezwaai: ‘Ik wilde de opleiding Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen gaan doen. Maar door deze stage heb ik me bedacht. Het is mooi werk, en als verpleegkundige kan ik me straks ook voor verschillende doelgroepen inzetten.’